Verhaal van het denken. Wat zou het verhaal van het denken kunnen zijn? Uit gewaarwordingen ontstaan begrippen. Het lijkt aannemelijk dat we als baby onze eerste begrippen bezien vanuit onszelf en dat we in onze verdere groei ook relaties leren onderscheiden tussen objecten buiten onszelf om. Het MRTE-indelingsmodel betreft een experimenteel amateuristische poging om begripsindelingen te schetsen. - MRTE-indelingsmodel: https://www.wawawawa.net/toelichting_2.htm - Tekening van het MRTE-indelingsmodel: https://www.wawawawa.net/plot1.gif - Informatie binnen het MRTE-indelingsmodel: https://www.informatie.click/kenmerken_van_informatie.html Welk begrip zou kandidaat kunnen staan voor ons meest wezenlijke begrip? Binnen het MRTE-indelingsmodel is gekozen voor "plaats" als meest wezenlijke begrip en daarvan afgeleid de begrippen: - plaats in ruimtelijke zin: - binnen - buiten - plaats in tijd-zin (eigenlijk plaatsverandering = verandering van plaats): - wel plaatsverandering - geen plaatsverandering Het MRTE-indelingsmodel onderscheid 4 basis grootheden of kenmerken en 4 basis grootten of kenmerkwaarden. De 4 grootheden of kenmerken worden aangeduid als: M = materie = gedaante = niet-niet verandering = NN R = ruimte = plaats = niet-wel verandering = NW T = tijd = plaatsverandering = verplaatsing = wel-niet verandering = WN E = energie = gedaanteverandering = mutatie = wel-wel verandering = WW of M = structuur R = plaats T = plaatsverandering E = structuurverandering De structuur kun je zien als de inwendige/bijeenhorende onderlinge plaatsen. Elk grootheid/kenmerk/categorie M R T E wordt onderverdeeld volgens de grootte-indeling: - groot of omvatting = buiten-binnen (bu-bi) = buiten ten opzichte van binnen - gelijk of gelijkheid = binnen-binnen (bi-bi) = binnen ten opzichte van binnen - klein of deel = binnen-buiten (bi-bu) = binnen ten opzichte van buiten - ongelijk of ongelijkheid = buiten-buiten (bu-bu) = buiten ten opzichte van buiten De indeling naar verschillende objecttypen betreft een specifieke relatie bezien vanuit het betreffende object ten opzichte van een ander object (W/N en bi/bu). We onderscheiden bij de kenmerken MRTE: - M: NN - R: NW - T: WN - E: WW We onderscheiden bij de kenmerkwaarden groot(er), gelijk, klein(er), ongelijk: - groot(er): bubi - gelijk: bibi - klein(er): bibu - ongelijk: bubu Bij de relaties tussen N/W en bi/bu kun je onderscheiden: - het beschouwde object = het onderwerp-object - het andere object, bijvoorbeeld, maar niet noodzakelijk, een toeschouwer/waarnemer Bij de relaties tussen N/W en bi/bu geldt het eerste object als het beschouwde object en geldt het tweede object als het andere object. Bij M betreft het andere object: een N-object. Bij R betreft het andere object: een W-object, namelijk een verplaatsing: de pijl in de tekening bij R. Bij T betreft het andere object: een N-object, namelijk een object waarbuiten, waarbinnen, waarin en waaruit de verplaatsing plaatsvindt: de ovaal in de tekening bij T. Bij E betreft het andere object: een W-object, namelijk een object met een oorzaak en gevolg en met mee- en tegenwerking: de grote pijl in de tekening bij E. Het idee is: binnen het dierlijk denken ontstaan de N/W en bi/bu begrippen als gevolg van interacties tussen: - (deels) erfelijke aanleg en - (deels) (herhaaldelijke) ervaringen/ondervindingen - M: de toeschouwer beweegt/verplaatst Niet en het beschouwde object beweegt/verplaatst Niet - R: de toeschouwer beweegt/verplaatst Wel en het beschouwde object beweegt/verplaatst Niet - T: de toeschouwer beweegt/verplaatst Niet en het beschouwde object beweegt/verplaatst Wel - E: de toeschouwer beweegt/verplaatst Wel en het beschouwde object beweegt/verplaatst Wel - Mutaties zijn een gevolg van (zeer complexe) object-interne bewegingen/verplaatsingen. - Het lijkt waarschijnlijk dat aanvankelijk (als baby) alle ervaringen worden beleefd vanuit het perspectief van het zelf als toeschouwer en dat we pas later ook anderen als toeschouwer kunnen zien of gewoon als het andere object. Binnen de MRTE-indeling kun je per basiskenmerk M R T E een verschijningsvorm van informatie herkennen die mede gebaseerd is op het begrip "plaats": - M: onecht: zeer snelle deeltjesverplaatsingen, denk bv. aan licht, geluid, elektriciteit - R: verplaatst deel - T: buitenverplaatsing (en dus potentieel verplaatsbaar naar een toeschouwer/waarnemer) - E: veroorzaken = laten beginnen met bewegen/verplaatsen MRTE-redactie info@mrte.info